Geplande opheffing van de bescherming van molensites

OPHEFFING VAN DE BESCHERMING VAN ZES MOLENS GEPLAND

Het is geweten dat molens ‘gevoelige’ monumenten zijn, die door hun positie, constructie en de eigenschappen van het gaande werk gemakkelijk aan aantasting en verval onderhevig zijn. In alle molenliteratuur wordt gewezen op het belang van toezicht en beheer.
Er zijn Vlaanderen vandaag zo'n 340 wind- en watermolens beschermd.
Ondanks het belang van het Vlaamse molenpatrimonium is er bij het Agentschap Onroerend Erfgoed thans geen molendeskundige meer in dienst, sedert de pensionering van Jo De Schepper.
Deskundigheid is wel aanwezig bij een aantal molenverenigingen en ook bij bv het Molenmuseum in Wachtebeke.
Uit geen van de voorliggende dossiers om de bescherming van een aantal molensites op te heffen, blijkt dat op extern advies beroep gedaan werd.

Wanneer verliest een molen zijn waarde ?
In de loop vanhun geschiedenis werden houten molens vaak verplaatst, gedemonteerd en terug opgebouwd.
Bij veel molens werd het binnenwerk in de loop der decennia vernieuwd en aangepast, in sommige gevallen werd het gaande werk van de ene molen in een andere geplaatst.
Uit de internationale molenliteratuur kunnen we afleiden dat ook de bewaring van een lege molenromp als zinvol ervaren wordt. Het is een baken in een landschap, getuige van vroegere economische activiteit.
Dit zijn vragen die in elk geval grondig moeten gesteld worden bij de huidige voorstellen tot opheffing van bescherming van molens.

De opheffing van bescherming werd voorgesteld voor zes molensites. Daarover gaf de Vlaamse Commissie voor Onroerend Erfgoed (VCOE) op 12 mei 2022 een advies
De verschillende openbare onderzoeken, waarbij burgers hun stem kunnen laten horen, lopen sedert begin augustus tot einde deze maand of begin september.

1) Begijnendijk, Puttenbergmolen
Enkel de opheffing van de bescherming van het dorpsgezicht wordt voorgesteld, nadat in 2003-2005 door Vlabo Invest binnen deze afbakening 12 koopwoningen gebouwd werden naar ontwerp van het Brusselse architectuuratelier BOB 361.
De molensite zelf die beschermd bleef is van bijzonder belang en dit wordt m.i. onvoldoende benadrukt. In het inhoudelijk dossier wordt weinig of geen aandacht besteed aan de molen.
De recente geschiedenis van het omgaan met deze site is o.i. een opstapeling van flaters, waarbij noch rekening gehouden wordt met de elementen waarop de bescherming als dorpsgezichten stoelde bij het verlenen van bouwvergunningen, noch op de intrinsieke waarde van de cluster van gebouwen die de economische activiteit uitmaakte. Dit is vermoedelijk te verklaren door de onbekendheid van de ambtenaren met de materie, nadat de vroegere in industrieel erfgoed gespecialiseerde inspecteur monumentenzorg met pensioen was gegaan.
De molensite is echter bijzonder representatief en vertelt een belangrijk historisch verhaal. De molen (een stenen kettingkruier) werd in 1847 gebouwd als graanmolen, in 1852 werd er een olieinrichting aan toegevoegd. Door in 1873 kwam er een stoommachine (in het bijgebouw met de vierkante schoorsteen), in 1910 een motor. Tijdens de eerste wereldoorlog werd de molen door de Duitsers in brand gestoken, naderhand terug hersteld.
Het vervallen 19de-eeuwse bijgebouw met ingebouwde schoorsteen werd - mits behoud van de schoorsteen - vervangen door een nieuwbouw voor twee van de twaalf eengezinswoningen. Er dient opgemerkt dat het aantal vierkante schoorstenen in Vlaanderen intussen een zeldzaamheid is geworden.
Aan de molen kwam een aanpalende nieuwbouw als kantoorruimte van Vlabo. Voor de hier aanwezige installaties was geen plaats meer en deze werden verwijderd. De z.g. ‘sulfermolen’ staat nu buiten te roesten.
De opheffing van de bescherming van het dorpsgezicht zou een kans moeten zijn om te pleiten voor toekomstgericht beheer, interpretatie en presentatie van de gebouwencluster en de technische uitrusting. Dit gebeurt jammer genoeg niet.

2) Evergem, Doornzelemolen
Deze molen werd - in aansluiting met een reeks andere nog werkzame molens - tijdens de Tweede Wereldoorlog beschermd op een ogenblik dat de molenbelangstelling voor de eerste keer boven dreef. Hij groeide echter uit tot een probleemdossier nadat in 1948 het gevlucht door een storm vernietigd werd, en de kap in 1960 zonder vergunning verwijderd werd. Tot 1960 bleef in de romp echter een maalactiviteit, aangedreven door elektromotoren. Nadien trad verval in - dat volgens onze informatie herhaaldelijk vastgesteld werd - tot de molen in 1995 door de gemeente aangekocht werd om te renoveren tot ontmoetingsruimte. Nadien kwam een plan om er vanaf 2010 op initiatief van de Belgische Krulbolbond een museum over het krulbollen te vestigen - nadien aangepast tot ‘Expo Krulbol’.
De aanpak van de molenromp door de gemeente gebeurde met goedkeuring en subsidie van de toenmalige Afdeling Monumenten & Landschappen. Het werd een harde restauratie waarbij alle sporen van de molenactiviteit verdwenen en de molen ingericht werd als uitkijktoren. De oorspronkelijke vloeren werden vervangen en op de nieuwe vloeren de tentoonstelling ingericht.
Gezien alle werken in 2000-2002 onder toezicht van en met goedkeuring en subsidies van het Vlaamse Gewest uitgevoerd werden, komt de opheffing van de bescherming over als een desavouering van het vroegere beleid.

3. Kinrooi (Ophoven), de Korenbloem

Ook deze molen, gebouwd in 1906 levert een pijnlijk verhaal. In 1940 werd er voor het laatst gemalen, en in 1950 werden twee wieken verwijderd.
In 1962, 1966 en 1968 deed de gemeente  Ophoven (nu deelgemeente) een aanvraag tot wettelijke bescherming volgens de toenmalige wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten  en landschappen. De aanvragen werden echter afgewezen. In 1970 kreeg een eigenaar vergunning om de nabijgelegen percelen te verkavelen, hetgeen de vraag naar bescherming terug boven water bracht. Op 8 februari 1974 werd de beschermingsprocedure ingezet en reeds bij Koninklijk Besluit van 20 december van hetzelfde jaar werd de molen beschermd. Er werden restauratieplannen opgesteld, maar daarvan kwam niets in huis terwijl er rond de molen steeds nieuwe huizen gebouwd werd. Het verval zette zich in. In 1979 werden de kap en de wieken verwijderd en naast de molen gelegd, vermoedelijk zonder vergunning. De romp werd gekocht door een vennootschap uit Lanklaar. Er werden door bewoners van de gemeente en de eerste molenverenigingen in Limburg verschillende reddingsacties ondernomen. De molen werd opzettelijk afgetakeld zonder dat er opgetreden werd. De blauwe maalstenen verdwenen en bevinden zich nu in de molen De Noord in Schiedam...
Sedert de jaren 1980 en nadien was publiek geweten wat er met de molen gebeurde, en verschenen verschillende artikels en aanklachten in Het Belang van Limburg. Op 4 februari 1980 verscheen een annonce “Ophoven. Windmolen om te restaureren op 8 are, Heirstraat 13. Een redelijk bod wordt aanvaard”...
Ook dit is weer eens een illustratie van het manke instandhoudingsbeleid, zowel op het einde   van vorige eeuw als in de eerste decennia van deze eeuw.

4. Sint-Elois-Winkel, Lindekemolen
De in 1961 door de gemeente aangekochte molen werd in 1970 beschermd, maar in 1971 geveld door een storm. De restanten werden gedemonteerd en opgemeten, met de bedoeling over te gaan tot wederopbouw op een ander perceel. In 1999 (dus 28 jaar nadat de molen geveld werd) werd een premie vastgelegd, in 2000 een vergunning verleend. De restanten waren echter ondeskundig gestapeld, en veel onderdelen verdwenen in de loop der jaren. In 2006 moest al geconstateerd worden dat er nog  hoogstens  20  procent  bewaard  was gebleven. Daartoe  behoorden  onder  andere  de  standaard,  die  volgens  correspondentie van molendeskundige Alfred Ronse met de KCML van 1515 dateert, en een van 1777 daterend vangwiel  met  inschriften en houtsnijwerk: "G'MAECKT VAN IOANNES VANDER SCHEURE MOELEMAEKER VAN ZYNE STILLE TOT MUELEBEKE OP DEN 21 SEPTEMBER ANNO 1777".
Dat vangwiel is intussen ook verdwenen en enkel de  standaard is nog aanwezig, maar in slechte toestand, en gesteld wordt dat deze zich bij hergebruik enkel nog kan laten verzagen voor kleinere molenonderdelen. Er wordt in het inhoudelijk dossier aanbevolen om dit restant te behouden en ter beschikking te stellen voor te publiceren wetenschappelijk (dendrochronologisch) onderzoek. De wijze waarop dit restant thans gestapeld (zie foto’s) is tart alle verbeelding.
Dit is nog maar eens een voorbeeld van slecht beheer, waarbij de toestand ‘onomkeerbaar’ werd. Vraag is op welke wijze de diensten van het Vlaamse Gewest zowel in de periode 1971-1999 als vanaf opstelling en goedkeuring van een restauratiedossier in 1999 de toestand opvolgden en de gemeente begeleidden.

5. Tessenderlo, Schaliënmolen
De windmolen uit 1830 was werkzaam tot 1942, draaide nadien nog af en toe tot ca 1950, en geraakte nadien in verval. Van dit molentype (een houten achtkante molen) zijn er in België maar drie bekend. Een staat in het openluchtmuseum in Bokrijk en de tweede staat in Arendonk.
Samen met zijn omgeving werd de molen op 23 oktober 1981 beschermd.
Op 27 juni 2004 werd de molen gedemonteerd door de vzw Molenvrienden, met financiële bijdrage (kraankosten) van Levende Molens vzw, en onder toezicht van het Agentschap Onroerend Erfgoed. Vanaf In 2009 werden meerdere initiatieven genomen in functie van het beheer en wederopbouw van deze molen, maar deze liepen grotendeels stuk op de houding van de eigenaar en op het feit dat geen van de aangesproken partijen in staat of bereid waren in te staan voor de financiële consequenties. In 2017 waren er wel twee private initiatieven om de molen herop te bouwen, maar het inhoudelijk dossier vermeldt enkel dat deze ‘op niets uitliepen’ zonder verduidelijking.
Vanaf 2019 volgde het Agentschap  Onroerend  Erfgoed de piste om de opheffingsprocedure op te starten. Hiertegen kwam protest van de vzw Levende Molens, waarop het AOE antwoordde dat er twijfels waren over de haalbaarheid van een heropbouw  met  de  oorspronkelijke  molenonderdelen. Het  inspectierapport  van de Monumentenwacht (inspectiedatum 4 december 2019) stelde dat de bouwfysische toestand zeer slecht was en dat de bewaarde molenonderdelen niet meer kunnen hergebruikt worden voor heropbouw
Het is opvallend dat op 14 oktober 2011 een inspectie uitgevoerd werd van de onderdelen waaruit bleek dat de molenonderdelen in 2004 vrij goed waren gestockeerd (geventileerd en grotendeels beschermd tegen weersomstandigheden zoals zon, regen en wind). Aan de stapeling werd tussen 2011 en 2019/2022 geen wijziging aangebracht. Uit de bijgevoegde foto’s kan niet afgeleid worden dat de onderdelen niet herbruikbaar zijn, en het inspectiedossier van de Monumentenwacht is niet bijgevoegd. Vraag is in welke mate de verschillende onderdelen afzonderlijk of enkel globaal geëvalueerd werden. Op basis van de in het inhoudelijk dossier vermelde informatie kan ik niet besluiten dat een reconstructie van deze molen niet kan.
Mogelijk is een argument dat heden de gemeente Tessenderlo vragende partij is om niet langer in te staan voor de opslag van de molenonderdelen op de gemeentelijke werkplaats.

Intussen vernamen wij van de Nederlandse molendeskundige en -restaurator John de Jongh dat hij contact nam met de juridische eigenaar van de restanten en het terrein waarop de molen stond. Hij heeft mondeling toegezegd de restanten en grond  te willen verkopen om herbouw mogelijk te maken. Samen met Vlaamse molenverenigingingen zou John de Jongh voor de wederopbouw willen zorgen.
Jarenlang leefde de mening dat de eigenaar niet mee wilde werken aan een herbouw. Thans blijkt echter dat Regie Exelmans, zoon van de overleden eigenaar en erfgenaam van de molen zeer welwillend staat tegenover het overdragen/verkopen van grond en onderdelen.
Na wat problemen met de notaris van de familie liggen de stukken nu bij een notaris in Tessenderlo die zijn best gaat doen om de overdracht zo spoedig mogelijk te regelen.
Onze inschatting is dat de herbouw ongeveer €. 500.000 euro zal kosten. Zo lang de molen beschermd is kan voor de wederopbouw beroep gedaan worden op  subsidie van de Vlaamse Overheid middels een onderhouds- en restauratiepremies. Daarnaast zal een crowd-funding opgestart worden, en zullen alle andere middelen aangewend worden, bv een beroep doen op de Koning Boudewijn Stichting en andere mogelijkheden.
Molen restaurator John de Jongh zegde toe het niet gefinancierde deel van de herbouw pro deo uit te voeren middels eigen uren en gesponsorde werken. Zelf zagen van  de houten balken en planken, sponsoring van bomen om hout voor de molen uit te zagen, en vooral eigen uren om de molen te bouwen. De wederopbouw zou in fases gebeuren zodat het ook behapbaar is.

Opheffing van de bescherming dient in de huidige stand van zaken derhalve afgewezen te worden.

6. Zottegem, Stenen Molen

De molen werd omstreeks  en is een vroeg voorbeeld van een stenen grondzeiler (bovenkruier) - en derhalve als site belangrijk. In 1930 werd tijdens een storm de wiekenas uit de pensteen gerukt en bleef tegen de romp hangen. Daarop werd het wiekenkruis afgenomen. In de jaren 1930 deed de molen dienst als jeugdherberg. In 1950 werd de molen ontdaan van zijn kap, waardoor sindsdien enkel een lege romp overblijft. In deze toestand werden de molenromp en zijn omgeving als dorpsgezicht beschermd op 21-06-1979.
Nadien werden geen stappen gezet tot instandhouding.
De bij het dossier gevoegde foto’s tonen aan dat deze molenromp, ondanks zijn vervallen toestand, nog steeds een landmark vormt binnen het dorpsgezicht.
In plaats van een opheffing van de bescherming zou - in overleg met het plaatselijk bestuur - beter een stap gezet worden tot consolidatie van de molenruïne.


Voor meer informatie over procedures en wat je kan doen bij bedreiging van industrieel erfgoed, zie de uitleg op onze website